Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Misbaksel   (baksteen)

Om strak metselwerk af te leveren moeten van een partij stenen niet alleen alle exemplaren even groot zijn, ze mogen ook geen andere afwijkingen vertonen. Een baksteen hoort gaaf uit de oven te komen, alle zes de zijden zijn een keurige rechthoek, de tegenoverliggende kanten precies even groot. Leg je de steen op tafel, dan mag hij niet wiebelen. Dat is het ideaal, maar soms gaat er wel eens wat mis. Als groenling, de nog natte ongebakken steen, is hij erg kwetsbaar. Er kan een deuk in gestoten worden of er loopt een kat overheen (wat een leuke pootafdruk oplevert). Belangrijker nog zijn de gevolgen van te grote hitte. De steen kan dan in één richting krom trekken of scheluw (dan is hij wat getordeerd). Verontreinigingen in de klei kunnen korsten vormen. Zout kan een laag natuurlijk glazuur leveren.
Een misbaksel is een ramp voor de metselaar. Alhoewel? In de gebouwen van de Amsterdamse School, de architectuurstroming die verliefd was op baksteen, worden misbaksels soms expres gebruikt omwille van hun decoratieve effect. Waarschijnlijk hebben achtiende-eeuwse metselaars zich toen omgedraaid in hun graf. Zij hadden geleerd: hoe strakker, hoe beter.
Heel vermakelijk zijn soms misbaksels uit de pottenbakkersoven: aardewerk dat surrealistische vormen aanneemt.

Tekst: Jean Penders (01-2009). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders